Hanna en Hamza: meneer Beer is bang
Méér Muziek in de Klas: muzikale verhalen
In een flatgebouw in een grote stad wonen Hanna en Hamza. Zie je dat balkon op de vierde verdieping vol met planten? Daar woont Hanna. En als je dan recht omhoog kijkt, naar dat balkon op de vijfde verdieping met die vrolijke lampionnetjes, ja die! Daar woont Hamza.
Hanna heeft rode krullen en zes miljoen sproetjes, heus, Hamza heeft ze een keer geteld toen ze zich heel erg verveelden. Hamza heeft zwart haar en kan dus tot zes miljoen tellen, wat heel knap is voor iemand die in groep twee zit. Voor de flat langs loopt een weg, de auto’s rijden er niet hard, maar het is er wel altijd heel druk. Aan de overkant van de weg is het park. Een klein maar fijn park, met een grote, dikke kastanjeboom in het midden. Sinds kort mogen Hanna en Hamza er zelf heen. ‘Maar als ik jullie zie oversteken op een andere plek dan bij het kruispunt met de stoplichten, dan moeten jullie een jaar binnenblijven!’ waarschuwt Hamza’s vader altijd. En dus steken ze altijd alleen over bij het kruispunt met de stoplichten, want wie wil er nou een jaar binnenblijven?
Ook nu staan ze te wachten tot het groen wordt. Ze hebben allebei een hele euro gekregen van de oma van Hamza. ‘Groen!’ roept Hanna. Snel rennen ze naar de overkant. Niets is fijner dan in het park rondlopen, er is zoveel te zien! Hanna wil altijd iedere hond die langskomt aaien en Hamza blijft het liefst heel lang staan luisteren bij de straatmuzikant. Grote jongens en meiden doen een wedstrijdje hooghouden en op het terrasje zitten mensen met elkaar te babbelen.
Maar vandaag rennen Hanna en Hamza iedereen voorbij. Ze gaan regelrecht naar de grote kastanjeboom. De takken van de boom zijn zo groot, dat ze als een paraplu bijna het hele parkje bedekken. Onder de boom staat een overdekt kraampje, dat is de kiosk van meneer Beer. Hij heet niet echt meneer Beer, maar iedereen noemt hem zo, omdat hij heel harig en best wel dik is. ‘Meneer Beer!’ roept Hanna. ‘We hebben geld!’ roept Hamza. Heel vaak staan Hanna en Hamza bij het kraampje van meneer Beer verlekkerd naar al het snoep te kijken. Dan bromt hij wel eens dat ze op moeten hoepelen als ze toch niks kopen.
Maar nu hebben ze allebei een hele euro! ‘Hij is er niet,’ zegt Hanna, als ze bij zijn kraampje staan. ‘Hoe kan dat nou?’ vraagt Hamza. Het is ook echt gek. Meneer Beer is er altijd, elke dag, zeven dagen in de week. Heel soms is hij er even niet, maar dan doet hij het luik naar beneden. Nu staat alles open. Ze kunnen zo een zakje snoep pakken als ze dat zouden willen, of een ijsje uit de vriezer. Hanna en Hamza kijken om zich heen. ‘Meneer Beer!’ roept Hanna nog eens hard. En dan horen ze het, heel zacht. ‘Hier!’ Het komt van boven. ‘Hij zit in de boom,’ zegt Hamza. En zo is het. Op de onderste tak van de oude kastanje zit meneer Beer. Hij kijkt angstig naar beneden.
‘Was er een boef?’ vraagt Hanna. ‘Of een heel enge hond?’ vraagt Hamza. Meneer Beer zucht en schudt zijn hoofd.
‘Wat was er dan?’ vraagt Hanna. ‘Moeten we de politie bellen?’ vraagt Hamza. ‘Nee!’ roept meneer Beer. ‘Er was niets, helemaal niets. Ik had gewoon zin om in de boom te gaan zitten.’ Daar geloven Hanna en Hamza echt helemaal niets van. Grote mensen klimmen niet in bomen. Hanna laat haar euro aan meneer Beer zien. ‘We hebben allebei 1 euro!’ ‘Ja, ja, oké, ik kom eraan,’ zegt meneer Beer. Maar er gebeurt niets. Hij blijft zitten waar hij zit. ‘Willen jullie misschien even kijken of hij weg is?’ vraagt meneer Beer dan. ‘Wie?’ vraagt Hamza. ‘De weps,’ zegt meneer Beer zachtjes. ‘Er was een weps.’ Hanna en Hamza lopen om het kraampje heen, en ze kijken binnen. ‘Er is geen weps!’ roept Hamza. ‘Het is een wesp,’ zegt Hanna, ‘geen weps.’
‘Zit er nou wel of geen weps?’ vraagt meneer Beer.
‘Geen!’ roept Hanna. Met een plof landt meneer Beer op de grond. Hij veegt een paar blaadjes van zijn broek. ‘Mijn zus is ook bang voor wepsen,’ zegt Hamza. ‘Maar dat is nergens voor nodig. Wepsen doen meestal niks, als je zelf rustig blijft. En ze zijn heel goed voor de bloemen en ze eten muggen.’ ‘Ik kan het niet helpen,’ zegt meneer Beer. ‘Als ik een weps zie, dan ren ik weg.’ ‘WÈSP!’ roept Hanna.
‘Waar?’ Meneer Beer kijkt geschrokken om zich heen, bijna wil hij weer in de boom klimmen. ‘Nergens,’ zegt Hanna. ‘Maar jullie moeten wesssssp zeggen.’ ‘Wessssssp,’ zeggen Hamza en meneer Beer braaf. Hanna moet er stiekem een beetje om lachen. Die grote meneer Beer, bang voor zo’n klein beestje! Meneer Beer ziet het. Hij kucht. ‘Nou, willen jullie nog wat kopen, of hoe zit dat?’ vraagt hij. Hanna en Hamza kiezen allebei een ijsje wat eigenlijk een beetje te duur is. Maar meneer Beer vindt het goed. ‘Niet doorvertellen hè,’ zegt hij. Dat beloven ze.