De jongen die met dieren kan praten

Méér Muziek in de Klas: muzikale verhalen

...8 ...9 ...10! Wie niet weg is, is gezien! lk kom!' Roodborstje vliegt omhoog en begint te zoeken. Zigzaggend schiet ze tussen bomen door. Het duurt niet lang. Binnen twintig seconden ziet ze me, weggedoken achter de dikke stam van een omgevallen boom. 'Kom op, Ruub!' tsjilpt het vogeltje vrolijk. 'We zijn in het bos, je hebt hier wel duizend-en-een verstopplekken!' Verstoppertje met vogels is moeilijker dan met kinderen. Moeilijker, maar ook leuker. Dieren zijn leuker dan mensen lk weet het zeker, ‘t is waar Dieren zijn leuker dan mensen Ja dat is waar waar waar waar waar (waar waar waar) Dieren zijn leuker dan mensen (ja, dat is zo) Hij weet het zeker, ‘t is waar (het is echt waar) Dieren zijn leuker dan mensen Ja dat is waar waar waar waar waar (waar waar waar) 'Ja, ja,' zeg ik tegen haar. 'Jij hebt makkelijk praten, jij kan vliegen en bent ook nog eens piepklein!' 'Dan had jij ook maar als vogel geboren moeten worden!' 'O, ik had echt niets liever gewild,' antwoord ik. 'De hele dag door de lucht zweven, en vooral géén rotschool, géén rotklas!' 'Niet denken aan die rotkinderen,' tsjilpt ze terug. 'We zijn nu hier. En jij bent aan de beurt om te zoeken!' Dieren zijn leuker dan mensen Hij weet het zeker, tis waar Dieren zijn leuker dan mensen En dat is waar, ja dat is waar, dat is waar, echt waar Net op dat moment springt Konijn tevoorschijn. 'Mag ik meedoen?' vraagt hij. 'Natuurlijk mag je meedoen, Konijn,' antwoord ik. 'Van mij mag iedereen altijd meedoen! lk doe mijn ogen dicht en wil beginnen met tellen, maar hoor dan in de verte mijn opa roepen: 'Ruben! Eten!' 'Sorry jongens, verstoppertje spelen doen we een andere keer!' 'Wat gaan jullie eten?' vraagt Konijn. 'lk denk hutspot,' antwoord ik. 'Mijn lievelings!' roept Konijn. 'Nu ben ik jaloers! En als toetje zeker worteltjestaart?' 'Als dat zo is, bewaar ik een stukje voor je!' roep ik over mijn schouder en ik loop het bos uit in de richting van de boerderij. Opa schept de hutspot op, oma schenkt glazen water in. 'Was je weer in het bos aan het spelen?' vraagt ze. lk knik en neem een hap hutspot. Hoe kan dit nou Konijns favoriete gerecht zijn? 'Helemaal alleen?' vraagt oma. 'Toen ik zo oud was als jij,' bromt opa, 'speelde ik nooit alleen. lk had tientallen vriendjes.' 'Je weet toch datje ook vriendjes mee mag nemen naar hier?' vraagt oma. 'Hm-hm,' antwoord ik weer met volle mond. Natuurlijk weet ik dat. Bijna elke keer als ik blijf logeren - zo'n twee of drie keer in de week - begint oma of opa er wel over. En iedere keer wil ik dan zeggen dat het niet hoeft. lk wil ze dan vertellen over Eekhoorn, Konijn, Roodborstje en de andere dieren in het bos waarmee ik speel, waarmee ik praat. Maar ze zouden het toch niet begrijpen. Dieren zijn betere vrienden Hij weet het zeker, tis waar Dieren zijn betere vrienden En het is waar waar waar waar waar (ja waar waar waar) 'Oké kinderen,' zegt meester Melle de volgende dag op school. 'Doe jullie rekenboeken maar weer dicht.' Meteen volgt er één harde klap omdat iedereen tegelijkertijd zijn boek dichtklapt. 'Voordat jullie pauze gaan houden, heb ik nog een leuk nieuwtje. Na de herfstvakantie komt er een nieuwe jongen in de klas.' De hele klas begint te juichen, behalve ik. 'Hij heet Noah en het ging niet zo goed in zijn vorige klas, maar ik heb hem al gezegd dat jullie héél lief zijn.' Ja, denk ik bij mezelf, zo lief als een kat die spinnend een nestje met schattige babymuisjes opvreet. Een nieuwe klasgenoot. Alsof zevenentwintig pestkoppen in één klas niet meer dan genoeg is! Nog iemand die stomme grapjes maakt over mijn haar of over mijn kleren. N6g iemand die mijn gymspullen verstopt. lk loop het schoolplein over. Mijn klas is begonnen met verstoppertje spelen. Mijn lievelingsspelletje, maar ik doe niet mee. lk mag niet meedoen. lk loop naar de struiken achter het fietsenhok. Duif zit al op me te wachten. 'Had je een fijne ochtend?' vraagt hij. 'We krijgen een nieuwe jongen in de klas,' antwoord ik en ik geef hem een stukje brood. Hier zit ik elke pauze. Samen met Duif, mijn enige vriend op school. 'Leuk,' zegt Duif. 'Niet leuk,' zeg ik. 'Hij is waarschijnlijk net als de rest van de klas: of hij zegt gemene dingen tegen mij of hij lacht erom.' Dat zijn de twee smaken kinderen in mijn klas. 'Dat weetje niet,' zegt Duif en hij pikt in het brood. 'Misschien is hij wel zoals JIJ. 'Zoals ik?' lk ben de derde smaak in mijn klas. Een smaak die niemand lust. 'Ja,' koert Duif. 'lk kom ook op andere scholen. Daar zijn kinderen zoals jij.' lk kijk hem verbaasd aan. Dat had hij mij nooit eerder verteld. 'Praatje daar ook mee? Het is herfstvakantie en ik mag een week lang bij opa en oma logeren. Tijdens het avondeten begint opa er weer over, tussen twee happen andijvie door: 'Je kunt ook een klasgenootje vragen om langs te komen? lk was juist blij dat ik zeven dagen lang geen klasgenoot zou zien. 'Ja,' knikt oma. 'Je mag wel iemand bellen?' lk denk aan Duif. Want ik heb geen vriendjes in de klas lk wou dat duif er was Ja, die zou ik wel willen bellen. Helaas hebben duiven geen telefoons. De zeven dagen herfstvakantie gaan veel te snel voorbij. Voor ik het weet, zit ik weer in de klas. Iemand maakt een grapje, de rest van mijn klasgenoten lacht. Misschien ging het wel over mij, maar ik weet het niet zeker. In de klas doe ik altijd net alsof ik oordopjes in heb. Meester Melle komt binnen. Zachtjes duwt hij een jongen voor zich uit. Zal deze jongen ook mijn gymspullen gaan verstoppen? Of vieze dingen tekenen in mijn schrift? 'Oké, klas,' zegt de meester. 'Dit is Noah.' De jongen kijkt niet omhoog, blijft naar zijn schoenen staren. 'Zijn vorige klas was niet zo lief, maar ik heb hem verteld dat jullie allemaal schatjes zijn. Zorgen jullie dat hij zich welkom voelt?' Iemand fluistert iets, een paar anderen grinniken. Daarna begint de rekenles en vergeet ik Noah. In de pauze loop ik naar mijn vaste plekje. lk heb zin om Duif weer te zien. Maar als ik de hoek van het fietsenhok omga, blijf ik verschrikt staan. Daar zit Noah, op de plek waar ik altijd zit. Hij voert stukjes brood aan Duif, net zoals ik dat altijd doe. En dat niet alleen: hij praat met Duif, net zoals ik dat altijd doe. Deze jongen kan ook met dieren praten! Dan ziet Duif mij en hij koert meteen tegen Noah: 'Kijk! Dat is Ruben, over wie ik je vertelde. lk denk dat jullie het goed met elkaar kunnen vinden.' Duif fladdert omhoog. 'Nou, nu hebben jullie mij niet meer nodig!' En dan zijn Noah en ik alleen. Hij kijkt mij aan en ik weet dat ik iets moet zeggen. Maar wat? Voorzichtig doe ik een stap naar voren en vraag: 'Wil je vanmiddag mee naar de boerderij van mijn opa en oma?

Lesmateriaal