Vandaag: De Dag van de Marrons

Een belangrijke gebeurtenis uit de Surinaamse geschiedenis en de Nederlandse kolonisatie.

Zo'n 350 jaar geleden was Nederland hun koloniën aan het uitbreiden door steeds meer overzeese gebieden te veroveren. De Nederlanders heersten toen onder andere in Nederlands-Indie, het huidige Indonesië en de Nederlandse Antillen. In 1667 ruilden de Nederlanders Nieuw-Amsterdam, wat nu New York heet, voor Suriname met de Engelsen.

De Nederlanders wilden veel geld aan Suriname verdienen door suiker en katoen te verbouwen. Om aan arbeiders te komen, gingen de Nederlanders naar Afrika en dwongen de mensen daar om met ze mee te gaan naar Suriname. Ze werden met kettingen aan elkaar vastgeketend en een deel overleefde de overtocht, die wel zes weken kon duren, niet. Zij stierven door honger of ziekte.

Aangekomen in Suriname werden deze mensen als slaaf verkocht aan Nederlandse plantagehouders. Zij dwongen de Afrikanen heel hard te werken zonder ze te betalen en gebruikten hierbij veel geweld. Vluchten was vrijwel onmogelijk, maar sommigen is het toch gelukt.

De gevluchte mensen en hun afstammelingen worden de Marrons genoemd. De witte heersers voelden zich niet thuis in het oerwoud. Het waren woeste, ontoegankelijke gebieden waar ze niet goed de weg wisten. Door diep het bos in te gaan maakten de Marrons zichzelf onvindbaar. Alles dat ze nodig hadden, hout voor huizen en etenswaren, haalden ze uit de bossen. Ze leefden van jacht en visserij. Soms vielen ze plantages aan om tot slaaf gemaakten te bevrijden. Diep in de bossen was er ruimte voor hun eigen Afrikaanse cultuur, waaronder speciale kleding en de dans Awasa.

10 oktober, is een belangrijke dag voor de Marrons. Op deze dag wordt de strijd van de voorouders van de Marrons herdacht en gevierd dat zij hun vrijheid kregen.