Hoe werken je spieren?

Dit zijn je biceps. Die ken je wel van je spierballen. Dit zijn je buikspieren, ook wel je abs. En dit is de grootste spier: de grote bilspier. Deze regelt de beweging van je bovenbenen. Maar zoals je ziet zitten overal spieren. Zelfs je hart is een spier. En dit hier is een hele praktische spier, je kringspier. Als je deze niet zou hebben, zou je poep er de hele dag uitstromen. In je gezicht zitten maar liefst 57 spieren. En 28 daarvan zorgen voor je gezichtsuitdrukking. Maar wat is nou de sterkste spier? Nee, niet deze. In verhouding tot de grootte van de spier zijn je kaakspieren het sterkst. Die zorgen voor de beweging van je kaken. Dat je lekker een worteltje kan eten. Dat je gewicht kan heffen zonder handen. Wie wil dat nou niet? Maar hoe werken die spieren nou en wat kan je ermee? Janouk, voelt zij ze al? Welke spieren gebruik ik nu? Je grote rugspieren en je biceps. En nu? Nu train je eigenlijk je grote bilspieren en je hamstrings. O ja. Mooi, goed zo. Je hele benen, maar ook je rug en je buik. Je triceps en je schouders, maar ook je borst. Ja, die voel ik wel in mijn buik. Drie, twee, een, rust. Oh, jongens! Poeh! Zweten toch? Nou, zeg dat wel! En waarom doe ik dit nu eigenlijk allemaal? Nou, sterke spieren hebben is heel erg handig. En waarom? Om ver te kunnen lopen of hard te kunnen fietsen. Maar ook om een zware schooltas op te tillen. Of de boodschappen van oma. Dat is een hele goeie! Ik fiets nog even verder, dan ben straks voor het eten thuis. In ons lichaam zitten botten, 206 om precies te zijn. Samen vormen ze een raamwerk dat jouw skelet is. Maar hoe sterk die botten ook zijn, als er geen spieren aan vastzitten, dan zakken we als een hoopje botten in elkaar. Spieren geven stevigheid en zorgen ervoor dat je je botten kan bewegen. En die spier zit vast aan het bot met dit witte: de pees. Je kunt zo'n spier het beste vergelijken met een kabel. Dit is de spier en daar zitten die blauwe dingen in: spierbundels. En die bestaan weer uit hele dunne draadjes: de spiervezels. Alleen al in de biceps in je arm zitten honderdduizend spiervezels. En het maakt niet uit of je nou op voetbal zit of op turnen dat is niet alleen leuk, maar ook heel handig? Ja. Want spieren die je nu opbouwt heb je de rest van je leven profijt van. Ook als je later oud bent. Ik heb gehoord dat je pas vanaf je 15e mag beginnen met krachttraining. Nee, dat is niet waar. Als je maar wel voorzichtig en rustig opbouwt. Dus niet meteen je spieren te zwaar belasten. En ook onder begeleiding van een ervaren coach. Ok, helder. Ik fiets nog even een stukje. Richard, jij bent bewegingswetenschapper. Jij weet alles over spieren. Mijn arm kan strekken en buigen. Maar hoe doet-ie dat? Nou, dat komt door die spiervezels waar je het zojuist over had. Die bestaan uit twee soorten eiwitten en die kunnen in en uit elkaar schuiven. Hier hebben we een spier en dit zijn die twee eiwitten. Als ik nu mijn arm ga buigen, dan schuiven die in elkaar. En dan wordt de spier korter. En ga ik ze nu ontspannen, dan gaan ze weer uit elkaar. Laat me je spierballen maar eens zien. Strek je arm eens. Kijk, hier loopt je biceps. En die zit hier vast met een pees aan je onderarm. Span je spier maar eens flink aan. Ja, prachtig. Nu zien we dat die spier hier eindigt. Zet ik daar een streepje. Als je dan teruggaat en weer strekt dan zie je hoeveel die weer langer wordt. Zo, inderdaad! Hij wordt korter en dan weer langer. En zag je hoe dik die spier werd toen je hem helemaal verkort had? Dan schuiven die eiwitten dus in elkaar en dan gaat het opbollen. En dat maakt dus je spierbal. Wat een verschil in lengte, zeg. Korter, langer. Kort! Dat is heel handig, al die spieren, om te kunnen rennen en springen. Maar van zichzelf is het eigenlijk gewoon een hoopje vezels en doen die spieren niks. Daarvoor is eerst iets heel anders nodig: een signaal. Een seintje vanuit de hersenen. Mijn hersenen gaan nu doorgeven aan mijn benen dat ze moeten duwen en naar mijn armen dat ze moeten trekken. En zo gaan ze dan aan de slag en kan ik dus gaan roeien! Dat is even handig. Goed bezig, spieren! Roeien, of een ei pakken. Mijn hersenen geven een signaal aan mijn vingers om zich langzaam te sluiten en dit ei op te pakken. Toch? Precies. De hersenen geven seintjes, eigenlijk stroomstootjes naar de spieren en die krijgen zo de opdracht om samen te trekken. Zo nauwkeurig dat ik het ei niet kapot knijp maar ook weer zo netjes terug kan leggen. Want dit gebeurt er als ik zomaar een stroomstoot aan je spieren geef. Oh! Wat gebeurt er nou? Richard, wat doe je? Ik nam de besturing van je hersenen over en liet je spieren maximaal samentrekken. Dat deden mijn hersenen subtieler. Dat klopt. Je hersenen weten precies welke spiertjes moeten samenwerken en welke spiertjes een stroompuls moeten hebben. Je hersenen zijn knapper dan dit apparaat. Zeg dat wel!