Waarom kan een vliegtuig vliegen en wij niet?

Hoe kan het dat een vliegtuigvleugel in de lucht blijft en wij niet? Dat alles niet zomaar blijft zweven, dat komt door de zwaartekracht. De zwaartekracht is een onzichtbare kracht die je als een magneet naar de aarde toetrekt. Daarom val je altijd omlaag. Om te vliegen hebben we dus een andere kracht nodig. Eentje die ons omhoog duwt. En die kracht halen we uit de lucht. Je kunt het niet zien, maar de lucht bestaat uit allemaal kleine, onzichtbare deeltjes. Moleculen. Die lijken niet zo sterk. Maar dat zijn ze wel. In deze windtunnel zien we precies hoe sterk. Check die rookstraal dan. Ik word bijna weggeblazen door de lucht. Dat komt omdat de lucht heel snel beweegt. Maar wat als het niet te hard waait of stormt, zoals nu? Dan beweegt de lucht helemaal niet zo snel. Dan is het zaak dat we zelf snelheid maken. Daarom gaat een vliegtuig heel hard rijden om op te stijgen. Maar alleen snelheid, dat is niet genoeg. Het belangrijkste is de vorm van de vleugel. Hij moet plat zijn aan de onderkant en bol aan de bovenkant. Je ziet het misschien niet, maar door de bolle vorm aan de bovenkant bewegen de luchtmoleculen daar veel sneller over de vleugel dan de moleculen onder de vleugel. Dit zorgt ervoor dat de luchtmoleculen aan de bovenkant minder hard op de vleugel drukken. Een lagere luchtdruk, terwijl de langzame moleculen onder de vleugel juist voor een hogere luchtdruk zorgen. En als je onder harder drukt dan boven, is het vliegen geblazen. Zo, in één keer! Die wind komt van voren en door de bolling van de bovenkant en de platte onderkant wordt ie omhoog geduwd.