Wat is curling?

Daar gaat 'ie. De laatste Canadese steen. Pats, weg is 'ie. Curling wordt gespeeld op een baan van 42 en een halve meter lang. Dan hebben we hier 3 banen naast elkaar, maar één baan is 4,3 meter breed, met aan de uiteinden gekleurde cirkels. Dit noem je het huis. Die cirkels hebben een kleur zodat je in 1 oogopslag direct kan zien hoe jouw steen ligt ten opzichte van die van de tegenstander. Ja toch, Jaap? Ja, je kan nu duidelijk zien dat die blauwe beter ligt dan de gele. Curling wordt gespeeld met 2 teams met ieder 4 spelers. Nou heb ik alvast 1 team hier: het Nederlandse juniorenteam. Ze hebben ieder 8 stenen. Gelukkig mogen we die stenen over de baan laten schuiven en hoeven ze niet te tillen, want ze zijn namelijk gemaakt van graniet en wegen zo'n 20 kilo. Er worden 8 rondes gespeeld, dat betekent dat er in totaal 64 keer een steen wordt gespeeld. Ze denken dat curling in Nederland is ontstaan, maar dat het in Schotland is ontwikkeld tot de sport. Van daaruit is het gegaan naar Canada, waar het hartstikke populair is, net als trouwens in Noorwegen, Zweden en Zwitserland. We doen nu even net alsof we 2 teams hebben. Per ronde gooit elke speler 2 stenen over het ijs en die moet hij voor die rode lijn losgelaten hebben. Dat gebeurt om en om, dus eerst 1 speler van het ene team en dan 1 speler van het andere team. Nou is het de bedoeling dat die steen zo dicht mogelijk in het midden, in het centrum van dat huis komt, en het mooi zou zijn als alle stenen van 1 team zo dicht mogelijk in het centrum komen. Maar dat is nog niet zo makkelijk. Hoe zorg je ervoor dat jij die steen precies krijg waar t jij 'm hebben wil. Als je die steen rechtdoor gooit, dan kan hij alle kanten op. Je weet niet waar hij heen gaat, dus we geven zelf altijd die steen een draaiing mee. Oh vandaar de naam curling, een draaiing. Stel dat ik nou naar rechts wil. Dan draai je de steen met de klok mee en dan gaat hij naar rechts toe afbuigen. Als je dan naar links wil, dan draai je waarschijnlijk tegen de klok in. Tegen de klok in en dan gaat 'ie naar links toe afbuigen. Jij gaat zometeen gooien, waar wil jij je steen hebben? De situatie is nu ongeveer zo en ik wil mijn steen in het midden hebben, dus dan ga ik linksom en dat hij dan naar rechts afbuigt. Dat zou te gek zijn. Ja. Kom maar. Oh dat is wel heel dichtbij, wie heeft er gewonnen? Nou zoals je ziet is geel de beste, hij ligt het dichtste bij het midden, dus geel heeft gewonnen want er kan als er maar 1 team zijn dat punten pakt. En hoeveel punten heeft geel dan, 3? Want ik zie hier 3 gele stenen liggen. Geel is je beste, maar deze blauwe ligt beter dan die 2 gele. Dus die 2 gele tellen niet mee en het is maar 1 punt voor geel. Stel nou dat deze gele hier had gelegen. Als deze 2 gele allebei beter liggen dan die blauwe, dan is het dus 2 punten voor geel. Da's mooi. Nu gaan we de nieuwe ronde beginnen. En dan moet geel beginnen want die heeft gewonnen. Dat is goed toch? Eigenlijk niet. Want blauw heeft dan de hammer, oftewel de laatste steen, en dat is belangrijk want dan kunnen ze als laatste nog iets aan de situatie veranderen. Je moet me even helpen. Nou kijk, stel dat dit de situatie is, rood heeft 4 punten in het huis liggen maar blauw heeft nog de laatste steen en als die hem dan precies in het midden weten te krijgen, dan tellen al die rooie niet mee en is het 1 punt voor blauw. Oh vandaar de hamer, dat ze even de andere knock out kunnen slaan. Da's balen. Moet je kijken. Dat noem je pebble. Voor de wedstrijd wordt de baan namelijk op een speciale manier behandeld. Er wordt als het ware water overheen gesprenkeld, waardoor het water heel snel opvriest, waardoor een oneffen oppervlak ontstaat. Er komen bobbeltjes. Dat zorgt ervoor dat de steen heel weinig contactpunten heeft met het ijs, waardoor de steen heel hard glijdt. Kom ik automatisch bij de bezem uit. Door heel hard te vegen, maak ik de bovenlaag van dat ijs warm, ontstaat er een heel dun laagje water bovenop de bobbeltjes, glijdt de steen nog harder. Proefje. Twee planken. Daar doe ik dat water overheen. En dat water werkt als glijmiddel. Let op, twee stenen. En dit is dus wat er gebeurt als je gaat vegen. Een goed veegteam krijgt zo'n steen zeker 2 tot 3 meter verder. Bij curling moet je heel goed nadenken. Het is een soort schaken op het ijs. Elk team heeft de aanvoerder, de skip. En de skip geeft aan zijn teamleden aan waar die steen terecht moet komen. Maar wat doe jij nou, zo ga je 'm toch helpen? Een steen van de tegenstander mag jij na deze middelste lijn vegen. Verder van het centrum af. Wat ga je nu doen? Ik ga proberen dit paadje hier af te dekken door een steen hier neer te leggen, zodat hij niet meer op de stip kan komen. Dus dat doe je zo met die bezem. Wat doe je met je hand? Als ik nu mijn bezem zo neerzet dan zou ik de draaiing van der steen bepalen. Goed! Top. Ik denk dat hij sowieso die steen eruit gaat halen zodat hij weer naar het stipje kan komen. Elkaar een beetje dwars zitten. Zullen we gaan tellen. Deze gele ligt beter dan die blauwe en die en die en die en die. Dus vijf. Vijf punten verschil. Typisch geval van afgedroogd, ook wel ingemaakt. Zo, dan ga ik het ook eens proberen. 2 zooltjes. Eén gladde om te glijden. En eentje om mee af te remmen. Of te blijven staan. En een bezem. Fantastische stenen, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de tactiek.